Sinds 2017 wordt studentenarbeid niet langer in dagen maar in uren (475 uren) geteld. Deze uren kunnen ingezet worden naar keuze van de student, verspreid over een gans jaar en bij verschillende werkgevers. Op 1 januari van elk kalenderjaar wordt de teller terug op 0 gezet. Indien dit contingent van 475 uren niet wordt overschreden, is enkel een solidariteitsbijdrage verschuldigd (2,71% ten laste van de student en 5,43% ten laste van de werkgever).

Ingevolge het begrotingsakkoord, werd beslist om dit contingent op te trekken tot 600 uren per kalenderjaar. Deze maatregel zal van toepassing zijn voor de jaren 2023 en 2024 waar tevens een evaluatie is afgesproken in de loop van 2024. Evenwel dienen opnieuw de nodige reserves te worden ingebouwd, o.a. met betrekking tot de fiscale aspecten (dat studenten mogen verdienen om nog fiscaal ten laste te blijven van de ouders). Gelukkig is de grens om je recht op groeipakket te behouden ook verhoogd tot 600u.